Psalmen
Aan de leider. Van Da̱vid.
11* Tot Jehovah heb ik mijn toevlucht genomen.+
Hoe durft gijlieden tot mijn ziel te zeggen:
„Vlucht als een vogel naar UW berg!+
2 Want ziet! de goddelozen zelf spannen de boog,+
Zij hebben hun pijl in gereedheid gebracht op de pees,
Om in het donker te schieten op de oprechten van hart.+
4 Jehovah is in zijn heilige tempel.+
Jehovah — in de hemel is zijn troon.+
Zijn eigen ogen aanschouwen, zijn eigen stralende ogen* onderzoeken+ de mensenzonen.*
5 Jehovah zelf onderzoekt zowel de rechtvaardige als de goddeloze,+
En al wie geweld liefheeft, haat Zijn ziel stellig.+