28 Nu kwamen er mannen, Midianitische kooplieden,+ voorbij. Derhalve trokken en hieven zij Jo̱zef op uit de waterput+ en verkochten Jo̱zef toen voor twintig zilverstukken aan de Ismaëlieten.+ Ten slotte brachten dezen Jo̱zef naar Egy̱pte.
21 Nu zeiden zij tot elkaar: „Ongetwijfeld zijn wij schuldig met betrekking tot onze broer,+ want wij zagen zijn zielsbenauwdheid, toen hij ons om mededogen smeekte, maar wij hebben niet geluisterd. Daarom is deze benauwdheid over ons gekomen.”+
37 Toen zij nu dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen,+ en zij zeiden tot Pe̱trus en de overige apostelen: „Mannen, broeders, wat moeten wij doen?”+