7 Hierop zeiden zij: „De man informeerde rechtstreeks naar ons en onze bloedverwanten, en zei: ’Leeft UW vader nog?+ Hebt GIJ nog een broer?’, en wij hebben het hem toen overeenkomstig deze feiten verteld.+ Hoe konden wij nu weten dat hij zou zeggen: ’Brengt UW broer mee’?”+