4 Voordat zij zich konden neerleggen, omsingelden de mannen van de stad, de mannen van So̱dom, het huis,+ van knaap tot grijsaard, het hele volk in één samenscholing.*+
5 Toen stonden de grondbezitters van Gi̱bea tegen mij op en omsingelden ’s nachts het huis met kwade bedoelingen tegen mij. Mij dachten zij te doden, maar mijn bijvrouw hebben zij verkracht,+ en zij is ten slotte gestorven.+