9Na verloop van tijd ging Abime̱lech,+ de zoon van Jerubba̱äl, naar Si̱chem,+ naar de broeders van zijn moeder, en sprak vervolgens tot hen en tot heel de familie van het huis van zijn moeders vader, en zei:
21 Wie heeft Abime̱lech+ neergeslagen, de zoon van Jerubbe̱seth?*+ Was het niet een vrouw, die boven van de muur een bovenste molensteen op hem wierp,+ zodat hij te Te̱bez+ stierf? Waarom moest GIJ zo dicht bij de muur komen?’, dan moet gij zeggen: ’Ook uw knecht Uri̱a de Hethiet is gestorven.’”+