4 Zij gaven Ja̱kob dus alle buitenlandse goden+ die in hun handen waren en de oorringen die in hun oren waren, en Ja̱kob verborg+ ze onder de grote boom die dicht bij Si̱chem stond.
21 Bijgevolg gaven zij hun de toevluchtsstad+ voor de doodslager,+ namelijk Si̱chem,+ en zijn weidegrond+ in het bergland van E̱fraïm, en Ge̱zer+ en zijn weidegrond,
24Voorts vergaderde Jo̱zua alle stammen van I̱sraël te Si̱chem*+ en riep hij de oudere mannen van I̱sraël+ en zijn hoofden en zijn rechters en zijn beambten, waarop zij zich voor het aangezicht van de [ware] God+ stelden.