10 Daarom ging zij tot A̱braham zeggen: „Verjaag deze slavin en haar zoon, want de zoon van deze slavin zal geen erfgenaam zijn met mijn zoon, met I̱saäk!”+
15 Ingeval een man in het bezit komt van twee vrouwen, de ene bemind en de andere gehaat, en zij, de beminde en de gehate, hem zonen hebben gebaard, en de eerstgeborene de zoon van de gehate is geworden,+