14 Nadien zond Mo̱zes van Ka̱des uit boden naar de koning van E̱dom:+ „Dit heeft uw broeder I̱sraël+ gezegd: ’Gij weet zelf heel goed welke moeilijkheden ons allemaal overkomen zijn.+
4 En gebied het volk en zeg: „GIJ trekt verder langs de grens van UW broeders,+ de zonen van E̱sau,+ die in Se̱ïr wonen;+ en zij zullen bevreesd zijn wegens U,+ en GIJ moet zeer voorzichtig zijn.