15 Nu geschiedde het op de vierde* dag dat zij tot Si̱msons vrouw gingen zeggen: „Misleid uw man, opdat hij ons het raadsel meedeelt.+ Anders zullen wij u en het huis van uw vader met vuur verbranden.+ Was het soms om onze bezittingen te nemen+ dat gijlieden ons hier hebt uitgenodigd?”
6 Toen zeiden de Filistijnen: „Wie heeft dit gedaan?” Waarop men zei: „Si̱mson, de schoonzoon van de Timniet, omdat deze zijn vrouw heeft genomen en haar vervolgens aan zijn bruiloftsgezel heeft gegeven.”+ Toen trokken de Filistijnen op en verbrandden haar en haar vader met vuur.+
10 Bijgevolg zonderde Ama̱zia hen af, namelijk de troepen die uit E̱fraïm tot hem gekomen waren, om naar hun eigen plaats te gaan. Maar hun toorn ontbrandde zeer tegen Ju̱da, zodat zij in laaiende toorn+ naar hun eigen plaats terugkeerden.