30 Gij zijt nu in feite wel heengegaan, omdat gij zo intens vurig naar het huis van uw vader hebt verlangd, maar waarom hebt gij mijn goden*+ gestolen?”
5 Wat de man Mi̱cha* betreft, hij had een godenhuis,*+ en vervolgens maakte hij een efod+ en terafim*+ en vulde de hand van een van zijn zonen met macht,*+ opdat hij als priester voor hem zou optreden.+
4 Het is omdat de zonen van I̱sraël vele dagen zonder koning+ en zonder vorst en zonder slachtoffer+ en zonder zuil en zonder efod+ en terafim+ zullen wonen.