2 in die tijd sprak Jehovah door de hand van Jesa̱ja, de zoon van A̱moz,+ en zei: „Ga,+ en gij moet de zak van uw heupen losmaken;+ en uw sandalen dient gij van uw voeten te trekken.”+ Hij dan deed aldus, naakt en barrevoets rondlopend.+
8 Hierom wil ik weeklagen en jammeren;+ ik wil barrevoets gaan en naakt.+ Ik zal een weeklacht houden als de jakhalzen, en een rouwklacht als wijfjesstruisvogels.*