19 Maar GIJ — GIJ hebt heden UW God verworpen,+ die voor U een redder was uit al UW rampen en UW noden, en GIJ hebt vervolgens gezegd: „Neen, maar een koning dient gij over ons aan te stellen.” Nu dan, stelt U op voor het aangezicht van Jehovah, volgens UW stammen+ en volgens UW duizenden.’”