2 Waarom blijft GIJ geld betalen voor wat geen brood is, en waarom besteedt GIJ UW moeizame arbeid aan wat niet tot verzadiging leidt?+ Luistert aandachtig naar mij en eet wat goed is+ en laat UW ziel haar heerlijke verrukking vinden in vettigheid zelf.+
19 Toen zei hij: „Wees niet bevreesd,+ o zeer begeerde man.*+ Moogt gij vrede hebben.+ Wees sterk, ja, wees sterk.”+ En zodra hij met mij sprak, verzamelde ik mijn krachten en zei ten slotte: „Laat mijn heer spreken,+ want gij hebt mij gesterkt.”+