44 Zij waren echter zo vermetel om de top van de berg te beklimmen,+ maar de ark van Jehovah’s verbond en Mo̱zes weken niet uit het midden van de legerplaats.+
4 En zeven priesters dienen zeven ramshoorns voor de Ark uit te dragen, en op de zevende dag dient GIJ zevenmaal om de stad heen te trekken en de priesters dienen op de hoorns te blazen.+
18 Saul zei nu tot Ahi̱a:+ „Breng toch de ark van de [ware] God hierheen!”+ (Want de ark van de [ware] God bevond zich op die dag bij de zonen van I̱sraël.)*+
25 Maar de koning zei tot Za̱dok: „Breng de ark+ van de [ware] God naar de stad terug.+ Indien ik gunst zal vinden in de ogen van Jehovah, dan zal hij mij stellig terugbrengen en mij haar en haar verblijfplaats doen zien.+