2 Na verloop van tijd zei Ruth, de Moabitische, tot Nao̱mi: „Laat mij alstublieft naar het veld gaan en tussen de [schoven] aren lezen,+ achter wie dan ook aan in wiens ogen ik gunst moge vinden.” Zij dan zei tot haar: „Ga, mijn dochter.”
23 Zo bleef zij voortdurend dicht bij de jonge vrouwen van Bo̱az om [aren] te lezen, totdat de gerstoogst+ en de tarweoogst ten einde waren. En zij bleef bij haar schoonmoeder wonen.+