14 Dientengevolge zette Ja̱kob een zuil op de plaats waar hij met hem gesproken had,+ een stenen zuil, en hij stortte er een drankoffer op uit en goot er olie overheen.+
9 Ook waren er twaalf stenen die Jo̱zua midden in de Jorda̱a̱n oprichtte, op de plaats waar de voeten van de priesters die de ark van het verbond droegen, hadden gestaan,+ en ze zijn daar nog tot op deze dag.
26 Voorts schreef Jo̱zua deze woorden in het boek van Gods wet+ en nam een grote steen+ en richtte die daar op onder de statige boom+ die bij het heiligdom van Jehovah is.