11 Daarop zond Jehovah Jerubba̱äl+ en Be̱dan* en Je̱fta+ en Sa̱muël*+ en bevrijdde U uit de hand van UW vijanden rondom, opdat GIJ in zekerheid kondt wonen.+
25Mettertijd stierf Sa̱muël;+ en heel I̱sraël kwam toen bijeen, en zij weeklaagden+ over hem en begroeven hem bij zijn huis* te Ra̱ma.+ Toen stond Da̱vid op en daalde af naar de wildernis van Pa̱ran.*+