13 En nu, omdat GIJ al deze werken bleeft doen’, is de uitspraak van Jehovah, ’en ik tot U bleef spreken, vroeg op zijnde en sprekende,+ maar GIJ niet hebt geluisterd,+ en ik U bleef roepen, maar GIJ niet hebt geantwoord,+
31 En zij zullen bij u binnenkomen, zoals mensen binnenkomen, en voor u gaan zitten als mijn volk;+ en zij zullen stellig uw woorden horen, maar die zullen zij niet doen,+ want met hun mond uiten zij wellustige begeerten [en] naar hun onrechtvaardige winst gaat hun hart uit.+