27 Voorts kwam er een man Gods*+ bij E̱li en zei tot hem: „Dit heeft Jehovah gezegd: ’Heb ik mij niet werkelijk aan het huis van uw voorvader geopenbaard, terwijl zij zich in Egy̱pte bevonden als slaven* van het huis van Farao?+
13En zie, daar was een man+ Gods* die door het woord+ van Jehovah uit Ju̱da naar Be̱thel was gekomen, terwijl Jero̱beam bij het altaar+ stond om offerrook te brengen.+
6 De man van de [ware] God zei toen: „Waar is het gevallen?” Hij wees hem dus de plaats aan. Onmiddellijk sneed hij een stuk hout af en wierp het daarheen en deed het bijlblad drijven.+