29 En hij gaf hem vervolgens de naam No̱ach*+ en zei: „Deze zal ons troost schenken voor ons werk en voor de smart van onze handen ten gevolge van de aardbodem, die door Jehovah vervloekt is.”+
51 Aan de eerstgeborene dan gaf Jo̱zef de naam Mana̱sse,*+ want, om zijn woorden aan te halen: „God* heeft mij al mijn moeite en het gehele huis van mijn vader doen vergeten.”+