9 En de Kanaänieten en alle bewoners van het land zullen het horen, en zij zullen ons stellig omsingelen en onze naam van de aarde afsnijden;+ en wat zult gij voor uw grote naam doen?”+
14 Maar ik handelde ter wille van mijn eigen naam, opdat [die] niet ontheiligd zou worden voor de ogen van de natiën, voor wier ogen ik hen had uitgeleid.+