11 Ten slotte zei Sa̱muël tot I̱saï: „Zijn dit alle jongens?” Hierop zei hij: „De jongste is er tot nu toe buiten gelaten,+ en zie! hij weidt de schapen.”+ Toen zei Sa̱muël tot I̱saï: „Laat hem toch halen, want wij zullen niet aan tafel gaan voordat hij hier gekomen is.”