33 En wij hebben daar de Ne̱filim gezien, de zonen van E̱nak,+ die van de Ne̱filim afkomstig zijn, zodat wij in onze eigen ogen als sprinkhanen werden, en dat werden wij ook in hun ogen.”+
3 En hij moet tot hen zeggen: ’Hoor, o I̱sraël, GIJ staat heden vlak voor de strijd tegen UW vijanden. Laat UW hart niet versaagd worden.+ Weest niet bevreesd en gaat niet in paniek op de loop en siddert niet wegens hen,+