37 Voorts voegde Da̱vid eraan toe: „Jehovah, die mij bevrijd heeft uit de klauw van de leeuw en uit de klauw van de beer, híȷ́ zal mij bevrijden uit de hand van deze Filistijn.”+ Hierop zei Saul tot Da̱vid: „Ga, en moge Jehovah zelf met u blijken te zijn.”+