12* Da̱vid nu was de zoon van die Efrathiet+ uit Be̱thlehem van Ju̱da wiens naam I̱saï was. En hij had acht zonen.+ En in de dagen van Saul was de man reeds oud onder de mannen.*
6 Indien uw vader mij soms mist, dan moet gij zeggen: ’Da̱vid heeft mij dringend verlof gevraagd om snel naar Be̱thlehem,+ zijn stad, te gaan, want er is daar een jaarlijks slachtoffer voor de hele familie.’+