4 En ikzelf heb al het harde werk en al de bedrevenheid in het werk gezien,+ dat het de wedijver betekent van de een* tegenover de ander;+ ook dit is ijdelheid en een najagen van de wind.
26 GIJ dient evenwel niet zo te zijn.+ Maar wie onder U de grootste is, moet als de jongste worden,+ en degene die als de voornaamste optreedt, als degene die dient.*+