27 Nu geschiedde het dat hij daar aangekomen, direct de hoorn* blies+ in het bergland van E̱fraïm,+ waarop de zonen van I̱sraël met hem van het bergland afdaalden, hij aan hun spits.
10 A̱bsalom zond nu verspieders+ onder alle stammen van I̱sraël, om te zeggen: „Zodra GIJ het hoorngeschal hoort, dan moet GIJ zeggen: ’A̱bsalom is koning geworden+ in He̱bron!’”+