14 dan zal ik* stellig regen voor UW land geven op zijn bestemde tijd,+ herfstregen en lenteregen,*+ en gij zult inderdaad uw koren en uw zoete wijn en uw olie inzamelen.
24 Maar zij hebben niet in hun hart gezegd: „Laten wij toch Jehovah, onze God, vrezen,+ die de stortregen en de herfstregen en de lenteregen geeft op hun tijd,+ die voor ons zelfs de voorgeschreven weken van de oogst behoedt.”+