6 Nu ging Jehovah aan zijn aangezicht voorbij en riep: „Jehovah, Jehovah, een God* barmhartig+ en goedgunstig,+ langzaam tot toorn+ en overvloedig in liefderijke goedheid*+ en waarheid,*+
18 Wie is een God* als gij,+ een die dwaling vergeeft en voorbijgaat aan de overtreding+ van het overblijfsel van zijn erfdeel?+ Hij zal stellig niet voor eeuwig aan zijn toorn vasthouden, want hij schept behagen in liefderijke goedheid.*+