36 Zie! Hun twee zonen zijn daar bij hen, Ahima̱äz,+ die aan Za̱dok behoort, en Jo̱nathan,+ die aan A̱bjathar behoort; en door bemiddeling van hen moet gijlieden alles wat GIJ mocht horen, aan mij overbrengen.”
19 Wat nu Ahima̱äz+ betreft, de zoon van Za̱dok, hij zei: „Laat mij alstublieft heensnellen en het nieuws aan de koning overbrengen, want Jehovah heeft hem recht verschaft [om hem te bevrijden] uit de hand van zijn vijanden.”+