34 En Ja̱kob gaf E̱sau brood en het linzegerecht, en hij ging eten en drinken.+ Daarna stond hij op en ging heen. Zo verachtte E̱sau het eerstgeboorterecht.+
11 En na hem was er Sa̱mma, de zoon van A̱ge, de Harariet.+ Voorts verzamelden de Filistijnen zich te Le̱chi, waar zich toen een stuk veld vol met linzen+ bevond; en het volk zelf vluchtte wegens de Filistijnen.