5 maar de plaats die Jehovah, UW God, uit al UW stammen zal uitkiezen om daar zijn naam te vestigen, om die [daar] te doen verblijven,* die zult GIJ zoeken, en daarheen moet gij gaan.+
29 opdat uw ogen nacht en dag geopend mogen blijken te zijn+ naar dit huis, naar de plaats waarvan gij hebt gezegd: ’Mijn naam zal daar blijken te zijn’,+ om te luisteren naar het gebed waarmee uw knecht in de richting van deze plaats bidt.+
32 En de ene stam+ zal voor hem blijven, ter wille van mijn knecht Da̱vid+ en ter wille van Jeru̱zalem,+ de stad die ik uit alle stammen van I̱sraël verkozen heb.