3 En gij moogt geen echtverbintenis met hen aangaan. Uw dochter moogt gij niet aan zijn zoon geven, en zijn dochter moogt gij niet voor uw zoon nemen.+
12 Maar indien GIJ U ook maar enigszins afkeert+ en GIJ het overschot van deze natiën,+ deze die nog bij U overblijven, wél aanhangt en GIJ werkelijk echtverbintenissen met hen aangaat+ en U met hen inlaat, en zij zich met U,