18 Zij zijn niets te weten gekomen+ en zij verstaan niets,+ want hun ogen zijn bestreken, zodat zij niet zien,+ hun hart, zodat zij geen inzicht hebben.+ 

20 Schaart U bijeen en komt.+ Treedt gezamenlijk nader, GIJ ontkomenen uit de natiën.+ Zij die het hout* van hun gesneden beeld dragen, zijn niet tot enige kennis gekomen, evenmin zij die tot een god bidden die niet redden kan.*+ 

5 Ze zijn als een vogelverschrikker in een komkommerveld, en kunnen niet spreken.+ Zonder mankeren worden ze gedragen, want ze kunnen geen stap doen.+ Weest niet bevreesd wegens ze, want ze kunnen niets rampspoedigs doen en, wat meer is, ze zijn niet bij machte iets goeds te doen.”+

23 Maar tegen de Heer van de hemel* hebt gij u verheven,+ en men heeft zelfs de vaten van zijn huis voor u gebracht;+ en gijzelf met uw rijksgroten, uw bijvrouwen en uw tweederangs vrouwen zijt er wijn uit gaan drinken, en gij hebt slechts goden* van zilver en van goud, koper, ijzer, hout en steen geroemd,+ die niets aanschouwen en niets horen en niets weten;+ maar de God* in wiens hand uw adem* is+ en aan wie al uw wegen toebehoren,+ hebt gij niet verheerlijkt.+ 

18 Wat voor baat heeft een gesneden beeld gehad,+ wanneer zijn formeerder het gesneden heeft, een gegoten beeld, en een onderwijzer van leugen?,+ wanneer de formeerder van zijn vorm er zozeer op heeft vertrouwd+ dat hij goden maakte die niets waard zijn* [en] die stom zijn?+

4 Wat nu het eten+ van voedsel betreft dat aan afgoden is geofferd, wij weten dat een afgod niets is+ in de wereld* en dat er geen God is dan één.+ 

19 Wat moet ik dan zeggen? Dat wat aan een afgod ten slachtoffer wordt gebracht iets is, of dat een afgod iets is?+ 

2 GIJ weet dat GIJ, toen GIJ mensen der natiën waart,+ tot die stomme+ afgoden+ werdt gedreven, al naar gelang dat GIJ geleid werdt.