2 Wanneer gij daar aangekomen zijt, zie daar dan uit naar Je̱hu,+ de zoon van Jo̱safat, de zoon van Ni̱msi; en gij moet naar binnen gaan en hem uit het midden van zijn broeders doen opstaan en hem in het binnenste vertrek+ brengen.
30 Ten slotte kwam Je̱hu naar Ji̱zreël,+ en Ize̱bel+ zelf vernam het. Zij beschilderde+ toen haar ogen met zwarte verf en maakte haar hoofd mooi+ en ging door het venster naar beneden kijken.+