3En Mo̱zes werd een herder van het kleinvee van Je̱thro,+ de priester van Mi̱dian, wiens schoonzoon hij was.*+ Terwijl hij het kleinvee naar de westkant van de wildernis dreef, kwam hij ten slotte bij de berg van de [ware] God,+ bij de Ho̱reb.+
11 Later kwam Jehovah’s engel+ en zette zich neer onder de grote boom die in O̱fra was, dat aan de Abiëzriet+ Jo̱as toebehoorde, terwijl diens zoon Gi̱deon+ bezig was in de wijnpers tarwe uit te kloppen om ze vlug aan het oog van Mi̱dian te onttrekken.
8 Nu dan, dit zult gij tot mijn knecht Da̱vid zeggen: ’Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: „Ikzelf heb u van de weidegrond gehaald, achter het kleinvee vandaan,+ om leider+ te worden over mijn volk I̱sraël.