30 ’Dienen zij dan geen buit te vinden [en] te verdelen,+
Een schoot — twee schoten voor iedere fysiek sterke man,+
Buit van geverfde stoffen voor Si̱sera, buit van geverfde stoffen,
Een geborduurd kleed, geverfde stof, twee geborduurde klederen
Voor de hals van de buit[gemaakten]?’