24 Ten slotte legde A̱sa zich neer bij zijn voorvaders+ en werd bij zijn voorvaders begraven in de Stad van Da̱vid, zijn voorvader;+ en zijn zoon Jo̱safat+ begon in zijn plaats te regeren.
3 En A̱chab, de koning van I̱sraël, zei vervolgens tot Jo̱safat, de koning van Ju̱da: „Wilt gij met mij meegaan naar Ra̱moth-Gi̱lead?”+ Hierop zei hij tot hem: „Ik ben net als gij, en mijn volk is als uw volk en met u in de strijd.”+