20 Maar de profeet die zich aanmatigt in mijn naam een woord te spreken dat ik hem niet geboden heb te spreken,+ of die in de naam van andere goden spreekt,+ die profeet moet sterven.+
16 Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: „Luistert niet naar de woorden van de profeten die tot U profeteren.+ Zij maken dat GIJ tot ijdelheid wordt.+ Het visioen van hun eigen hart spreken zij+ — niet uit de mond van Jehovah.+
17 Zij zeggen steeds tot degenen die mij met minachting bejegenen: ’Jehovah heeft gesproken: „Vrede zult GIJ krijgen.”’+ En [tot] een ieder die wandelt in de verstoktheid van zijn hart+ hebben zij gezegd: ’Geen rampspoed zal ulieden overkomen.’+
6 „Zij hebben iets wat onwaar is en een leugenachtige waarzegging geschouwd,+ zij die zeggen: ’De uitspraak van Jehovah is’, terwijl Jehovah zelf hen niet heeft gezonden, en zij hebben gewacht op het uitkomen van een woord.+