33 Ten slotte legde Hizki̱a zich neer bij zijn voorvaders,+ en men begroef hem op de helling naar de grafsteden van de zonen van Da̱vid;+ en heel Ju̱da en de inwoners van Jeru̱zalem bewezen hem eer bij zijn dood.+ En zijn zoon Mana̱sse+ begon in zijn plaats te regeren.