3 En gij moet zeggen: ’Hoort het woord van Jehovah, o GIJ koningen van Ju̱da en GIJ inwoners van Jeru̱zalem.+ Dit heeft Jehovah der legerscharen,+ de God van I̱sraël, gezegd:
„Zie, ik breng een rampspoed over deze plaats, waarvan een ieder die het hoort, de oren zullen tuiten,+