8 En hun land is gevuld met goden die niets waard zijn.+ Voor het werk van hun handen buigen zij zich neer, voor datgene wat hun vingers hebben gemaakt.+
17 Maar het overige ervan maakt hij warempel tot een gód, tot zijn gesneden beeld. Hij werpt zich ervoor neer en buigt zich en bidt tot het [beeld] en zegt: „Bevrijd mij, want gij zijt mijn god.”+