25 Na verloop van tijd ontstond er in Sama̱ria een grote hongersnood,+ en zie! zij belegerden het zo lang dat een ezelskop+ tachtig zilverstukken waard werd en een vierde kab-maat* duivenmest+ vijf zilverstukken waard was.
29 Bijgevolg hebben wij mijn zoon gekookt+ en hem opgegeten.+ Toen zei ik de volgende dag tot haar: ’Geef uw zoon, opdat wij hem opeten.’ Maar zij verborg haar zoon.”