16 Nu zei Ruth: „Smeek mij niet dringend om u te verlaten, om terug te keren en u niet te vergezellen; want waarheen gij gaat, zal ik gaan, en waar gij de nacht doorbrengt, zal ik de nacht doorbrengen.+ Uw volk zal mijn volk zijn,+ en uw God mijn God.+