22 Vervolgens zei Eli̱a tot het volk: „Ikzelf ben als profeet van Jehovah overgebleven,+ ik alleen, terwijl de profeten van Ba̱äl met vierhonderd vijftig man zijn.
40 Nu zei Eli̱a tot hen: „Grijpt de profeten van Ba̱äl! Laat geen enkele van hen ontsnappen!” Terstond grepen zij hen, waarop Eli̱a hen naar het stroomdal van de Ki̱son+ afvoerde en hen daar afslachtte.+
2 En hij deed voortdurend wat kwaad was in Jehovah’s ogen,+ alleen niet zoals zijn vader+ of zoals zijn moeder, maar hij verwijderde de heilige zuil+ van Ba̱äl, die zijn vader gemaakt had.+