15 Daarop sprak de engel van Jehovah tot Eli̱a: „Daal met hem af. Wees niet bevreesd wegens hem.”+ Hij stond dus op en daalde met hem af naar de koning.
26 Maar Jehovah’s* engel+ sprak tot Fili̱ppus en zei: „Sta op en ga naar het zuiden, naar de weg die van Jeru̱zalem naar Ga̱za afdaalt.” (Dit is een woestijnweg.)