3 Van verre is Jehovah zelf mij verschenen [waarop hij zei:] „En met een liefde tot onbepaalde tijd heb ik u* liefgehad.+ Daarom heb ik u getrokken met liefderijke goedheid.*+
22 Het zijn de liefderijke goedheden*+ van Jehovah, dat wij niet aan ons eind zijn gekomen,+ want zijn barmhartigheden zullen stellig geen eind nemen.+