16 Alleen dient hij voor zich geen paarden te vermeerderen,+ noch het volk naar Egy̱pte te doen terugkeren om paarden te vermeerderen,+ aangezien Jehovah tot U heeft gezegd: ’GIJ moogt nooit meer langs deze weg terugkeren.’
6 Hierop zei Jehovah tot Jo̱zua: „Vrees niet wegens hen,+ want morgen om deze tijd lever ik hen allen als verslagenen aan I̱sraël over. Hun paarden zult gij de pezen doorsnijden+ en hun wagens zult gij in het vuur verbranden.”+