26 En hij nam toen de schatten van het huis van Jehovah en de schatten van het huis van de koning mee;+ en alles nam hij mee.+ En hij nam verder al de gouden schilden mee die Sa̱lomo gemaakt had.+
26 Want in de vertrouwenspositie waren vier sterke mannen van de poortwachters. Zij waren levieten, en zij bleken het toezicht te hebben over de eetvertrekken+ en over de schatten+ van het huis van de [ware] God.