8 Wat A̱bner+ betreft, de zoon van Ner, de overste van het leger dat aan Saul had behoord, hij nam Isbo̱seth,+ Sauls zoon, en bracht hem vervolgens over* naar Mahana̱ïm,+
12 Hierop gaf Da̱vid de jonge mannen bevel en zij doodden hen+ en hakten hun de handen en voeten af en hingen+ hen op bij de vijver in He̱bron; en het hoofd van Isbo̱seth namen zij en begroeven het vervolgens in de grafstede van A̱bner te He̱bron.+